Zelfs met journalisten kun je samenwerken
Het voor publicatie inzien van een interviewtekst. De meeste journalisten hebben er een broertje dood aan, ervaren woordvoerders weten wel beter dan er vanaf te zien. ‘Alleen controleren op feitelijkheden, hè?’, sputtert de journalist nog even. Tuurlijk, joh.
Nieuws gaat steeds sneller. Meningen, halve waarheden en hele verzinsels vliegen als flipperballen in noodvaart vlak langs elkaar heen. De verschillen tussen feit, observatie, visie, verdachtmaking, analyse, satire, achterklap en bittere ernst worden almaar diffuser, de lijntjes ertussen allengs dunner.
Een voorlichter die dat weet laat een belangrijk interview over een complex onderwerp niet ongecheckt passeren. Gewoon niet. Als daar niets over af te spreken valt (op sommige redacties geldt een heus verbod op dergelijke afspraken!) gaat het gesprek simpelweg niet door. De tijd ligt achter ons dat een journalist indruk maakte met een tekst als “O, dan schrijven we het verhaal toch gewoon zonder u?” – dat weet hij best.
Etters
Op zichzelf is goed te snappen dat een journalist niet zit te wachten op de extra tussenstap van het accorderen van een interviewtekst. Het is allemaal extra werk en het is nooit leuk om ‘gecontroleerd’ te worden. Daarnaast zijn er etters van woordvoerders die er een handje van hebben de tekst tot vlak voor de uiterste deadline te laten liggen. ‘Dan weet ik tenminste zeker dat het erin komt zoals ik wil’, denken ze dan. Alsof het stresslevel van een journalist ook zonder dat soort geintjes niet hoog genoeg is.
Wanneer de woordvoerder en de journalist elkaar een beetje tegemoet willen komen kan de kwaliteit van een interview juist flink stijgen door het te bespreken. Geregeld heb ik in een concepttekst de woorden van mijn broodheer (of mezelf) stukken gepeperder gemaakt. Af en toe stelde ik voor een vraag iets anders te formuleren zodat de ruimte ontstond voor een nog veel scherper antwoord – in hetzelfde aantal woorden.
Chef
Soms weigert de verslaggever. Dan is het zijn eer te na, ‘Wie schrijft hier nou het artikel?’ en ‘Daar kan ik bij mijn chef toch niet mee aankomen!’. Een slimme journalist begrijpt beter hoe we elkaars rollen te beider voordeel in kunnen zetten. Zowel hij als ik willen immers het publiek zo goed mogelijk bedienen en informeren.
Voorlichting en journalistiek beijveren zich allebei de feiten zo correct mogelijk naar buiten te krijgen. Een inniger samenwerking levert, mits goed gedaan en met respect voor elkaars rol, pikanter, lekkerder leesbare en betere verhalen op.
Bijkomend voordeel is dat het standpunt van ‘mijn’ organisatie beter tot zijn recht komt wanneer ik het zelf mag formuleren binnen het geheel van het artikel. De kans dat andere spelers in het dossier zich niet in kunnen houden en erop willen reageren is groter dan wanneer eenieder zich veiligheidshalve maar vast terugtrekt in loopgraven van nietszeggend, zouteloos en sufgekookt gewauwel.
Hoog tijd dat journalistiek en woordvoering het oude vijanddenken van tijd tot tijd ontstijgen. Daar profiteert iedereen van. Daarbij: elkaar vandaag helpen betekent niet dat je morgen die brisante informatie over een desastreuze misser uit de kolommen zult houden. Als je dáár als journalist bang voor bent heb je weinig vertrouwen in jezelf.