‘Ontoerekeningsvatbaar’

Of we een informatieavond wilden voorzitten over de voorgenomen vestiging van een afkickcentrum in een wijk waar al veel psychiatrische zorg gebundeld was? Natuurlijk!

In het voorbereidende gesprek met de psychiaters en de beoogde chef de clinique kwam het woord ‘ontoerekeningsvatbaar’ niet voor, zeker weten. “Ja, maar die mensen die hier komen zijn ontoerekeningsvatbaar, hè?” kwam als een verrassing. De schok van schrik zoals die door de zaal golfde, ontging spreekster aanvankelijk volledig. Het kostte de gespreksleider enige overredingskracht duidelijk te maken dat ‘ontoerekeningsvatbaar’ voor ons, gewone mensen, niet erg vertrouwenwekkend klinkt.

Dat begreep ze nét op tijd, de schade liet zich ter plekke herstellen.

Hier wordt niet ge-Woo’d

De Wet open overheid (Woo) bedoelt ervoor te zorgen dat overheden niets ‘stiekem’ kunnen doen. Ieder berichtje, kattebelletje, notitieblaadje, WhatsAppje of SMS’je dat ambtenaren, bestuurders en adviseurs maken of onderling naar elkaar sturen, rijp of groen, kan dwingend opgevraagd worden.

De Woo is daarmee een kanon op een mug. Ze maakt dat je bijna terughoudend zou worden in wat je adviseert en welke scenario’s je tevoren doordenkt. Het openbaar bestuur wordt niet beter door álle communicatie die achter de schermen plaatsvindt aan de openbaarheid prijs te geven. (Hoe zouden boekhouders, caissières of loodgieters over hun klanten praten als ze zich onbespied weten? Zegt het iets over hoe ze hun werk doen?)

Steeds als wij van Open Deuren betrokken zijn bij projecten waar Woo-aanvragen over binnenkomen is onze reactie dezelfde: onze opdrachtgever mag alle communicatie van of naar ons overdragen aan wie er maar om vraagt. Zelf documenten sprokkelen en indienen doen wij niet. Nooit. Onze contacten met opdrachtgevers en hun medewerkers zijn vertrouwelijk.

Nee, graag!

Soms wil een organisatie heel graag iets kwijt terwijl de krant er ook voor kan kiezen het niet op te pikken.

De woordvoerder deed nerveus over hoe zijn bestuurder boos was over zus-of-zo. Met tegenzin nam hij weer contact op met de krant nadat hij zich versproken had over haar gemoedstoestand, “Ik en mijn grote bek…”. Nou, vooruit, een gesprek met de bestuurder maar hij moest en zou het artikel van tevoren lezen, goudschaaltjes, gevoelig, je weet toch? Was dat goed? Ah, gelukkig, dank je wel!

Het werd een paginagroot verhaal.

‘Lief dagboek…’

Het was een hectische tijd waarin (inter)nationale problemen bij de landelijke gemeente over de plinten kwamen klotsen. Gedoe en emotie maar wethouder Karel, zo vond vriend en vijand, deed het prima. De krant wilde een interview, “over hoe hij de zaken persoonlijk beleefd had en zo”.

De woordvoerder kende de verslaggever onvoldoende om te weten wat die met Karels ontboezemingen zou doen. Vette kop erboven (da’s altijd ‘de eindredactie’) en het is weer bal-met-spetters. Hij deed de verslaggever daarom het idee aan de hand van ‘een week uit het dagboek van Karel’. “Kun je meelezen met zijn gedachten, contacten met omwonenden, aanloop naar die raadsvergadering – van binnenuit!”

Ja, leuk idee, fris ook! Tot de woordvoerder informeerde hoeveel woorden dat artikel dan zou mogen tellen (‘de opmaak kost ook ruimte, hè?’). Hoezo? Waarom wilde hij dat weten? “Nou… dan kan ik Karel vertellen hoe lang zijn dagboekaantekeningen mogen zijn.” Nee. Nee, dat kon toch echt niet de bedoeling zijn. De verslaggever schreef het zelf, uiteraard. ’t Was toch zíjn krant!?

“Wacht even: jij wilt het dagboek van de wethouder gaan schrijven..?!” De wethouder mocht het natuurlijk nog wel even lezen voor publicatie.

Karel en de woordvoerder bedankten schaterlachend voor de eer.

‘Wat ga je zeggen..?’

Toen een autobedrijf besloot een hekwerk om zijn pand heen te zetten en zich al doende slordig metend enkele tientallen meters gemeentegrond toe-eigende, zat wethouder Karel daarmee in zijn maag. Zijn projectleider was duidelijk: “Dit kan écht niet! Los van het feit dat we ons als overheid niet moeten laten bestelen, zitten er in die grond drukleidingen waar we in geval van nood snel bij moeten kunnen. Laat mij die man vertellen dat-ie dat hek nú neerhaalt.”

Karel zag dat niet zitten. Bij zijn weten werd de garagist geadviseerd door een lastige oud-wethouder en daar wilde hij geen onmin mee riskeren. Zijn woordvoerder werkte na de bijeenkomst snel iedereen de kamer uit, sloot de deur en bedreigde de wethouder. “Bereid jij zelf even voor wat je gaat zeggen als de krant hierover belt? Cliëntelisme, willekeur en lafheid zijn wankele pijlers onder een goed verhaal.”

De volgende dag was het hek weg.

Goed beleid verkoopt zichzelf

Of we mee wilden denken en schrijven aan een plan om de lokale samenleving na de pandemische stilstand weer op gang te trekken? Verenigingen, ondernemers en inwoners werden uitgedaagd ideeën te bedenken en ontvouwen om er na alle lockdowns samen weer tegenaan te gaan, de gemeente betaalde (mee aan) de uitvoering. We schreven het plan en het erop volgende raadsvoorstel in leesbaar, toegankelijk en enthousiasmerend Nederlands. “Doe niet te ingewikkeld over voorwaarden en reglementen en geef goede voorbeelden ruimschoots aandacht. Dat helpt beter dan welke advertentie- of sociale mediacampagne dan ook”, beloofden we.

Dat bleek.

Meedenken

In spannende tijden kan het fijn zijn je beleidsvoornemens nog eens tegen een externe derde aan te houden. Zijn je argumenten houdbaar? Formuleer je ze misschien wat te defensief of complex? Zie je iets over het hoofd?

Precies dát is wat we deden voor het college van B&W van een gemeente in het westen des lands. In korte tijd lazen we gruwelijk veel dossiers, bespraken met de top van de ambtelijke organisatie en het college waar ze stonden en hielpen bij het formuleren van antwoorden op mogelijke vragen. Een intensieve klus maar de eerste commissievergaderingen zijn goed verlopen; iedereen doet mee.

Veiligheid versus comfort

Door woonwijk Brandevoort in Helmond lopen bovengrondse hoogspanningslijnen. Op die lijnen staat spanning (anders heb je er niks aan) en daardoor ontstaat een Extreem Laagfrequent Elektromagnetisch Veld. Dergelijke velden zijn overal om ons heen. Een deel daarvan is door mensen gemaakt. Omdat we willen telefoneren, internetten, navigeren, tv-kijken, radio luisteren en ‘tokkelen‘. En omdat we niet in het donker willen zitten.

De rijksoverheid formuleert voorzorgsbeginselen (pdf): omwonenden mogen maar aan zoveel ‘straling’ die door menselijk handelen ontstaat blootstaan. Aan de gemeente daarop te letten. Zij beschouwt het als haar taak omwonenden uit te leggen dat de situatie veilig is en hoe ze dat borgt. Waarbij ‘veilig’ natuurlijk per definitie een subjectief begrip is. Aandacht voor veiligheid draagt op zichzelf al niet bij aan comfort of aan een veilig gevoel.

Open Deuren helpt bij het formuleren en uitdragen van een verhaal dat bovenal eerlijk en daarmee vertrouwenwekkend wil zijn. (En leunt daarbij onder meer zwaar op deze site.)

Redactie en raad

Iedereen die wel eens schrijft kent het gevoel dat het niet lukt. Al je goede ideeën verflauwen zodra ze op het scherm verschijnen. Zeker als een hele afdeling, de wethouder of gedeputeerde en de commissie nu al over je schouder lijken mee te lezen.

Steeds meer ambtenaren vinden in die situatie hun weg naar Open Deuren. Ze gooien de halffabricaten over de schutting, sturen er een mail met ‘Help..!’ achteraan en laten zich verrassen. Menig vastgelopen voorstel of kadernota is op die manier voor de poorten van de writers block-hel weggesleept.

De kunst van een goed persbericht – 2

Elders op onze site staat aan welke eisen een goed persbericht voldoet. Als je écht iets te melden hebt kan een persbericht zorgen voor wat positieve aandacht. ‘Golfjes maken’ noemen we dat.

Afgelopen week ondervonden we dit met het Beatrix College, een klant van ons. We konden berichten dat leerlingen van 5 vwo een fout in een rekenvoorbeeld in het Belastingplan 2019 hadden ontdekt. Financiën trakteerde hen daarop op taart.

Het persbericht en de meegeleverde foto vonden gretig aftrek. Daarnaast maakten diverse media er extra werk van, zoals RTL Late Night. De échte sterren zijn en blijven de leerlingen. En het ministerie, staatssecretaris Menno Snel en hun sportieve gebaar, natuurlijk.