Oefening baart kunst

Student Journalistiek? Pák die oefening!

Als een student Journalistiek je belt voor een interview kan het, zeker als je niet dagelijks met de pers omgaat, best een goed idee zijn ‘Ja’ te zeggen. Het is zowel voor hem of haar als voor jou een goede oefening. Zie het als een redelijk veilige ballenbak waarin je je meestal geen buil valt – tenzij je gaat lopen eh… fabuleren, natuurlijk. Da’s altijd vragen om problemen.

Eerlijk is eerlijk: wanneer een student Journalistiek belt krijgt die van professionals zelden topprioriteit. Hoe complexer de organisatie hoe afhoudender de woordvoerders. Voor hen leveren studenten vooral gedoe op waar ze niks aan hebben. Geen exposure, geen PR-of PA-millimeters maar wel een hoop moeite. Inclusief met een beetje pech de hele riedel van afstemming van vragen en antwoorden met de jurist en de bestuurder. Die ellende doen ze zichzelf alleen aan als het ‘voor het echie’ is.

Voor minder doorgewinterde zegspersonen kan oefening prettig zijn. De student heeft er plezier van en zelf leer je in een redelijk veilige omgeving hoe je je verhaal het beste vertelt. Of in welke valkuilen je geneigd bent te vallen. Pas als er al dan niet letterlijk een bandrecorder meedraait hoor je jezelf écht door de oren van een ander. Merk je hoe vaag, abstract of onvoorzichtig je je van nature uitlaat. Kun je peilen of de interviewer je betrouwbaar of anderszins een aantrekkelijke zegspersoon vindt – of niet. Maar vooral merk je je eigen zwaktes.

Valkuil
Mijn eigen valkuil bij interviews (stak schrijver dezes de hand in eigen boezem) is dat ik als de docent die ik ooit was samen met de beller op zoek ga naar de waarheid, naar hoe de wereld wel eens in elkaar zou kunnen zitten. Vaak ben ik net zo nieuwsgierig als de ander. Dat levert meestal de leukste gesprekken op al moet je wel een beetje blijven opletten. Voor je het weet ga je speculeren – da’s niet handig.

(Moet ineens denken aan die keer dat de politie cijfers bekendmaakte over ‘meldingen moord- en doodslag’ in de gemeente waar ik woordvoerder was. De politie telde twaalf (12!) meldingen van moord- of doodslag in een jaar dat niemand om het leven was gebracht. “De politie kan je beter uitleggen hoe ze aan die twaalf komen. Misschien turven ze alle gevallen waarin iemand aan de telefoon moord en brand schreeuwt?” De journalist van de lokale krant schoot in de lach en vroeg of ik zeker wist zo geciteerd te willen worden. “Nee, dank je. Maar fijn dat je het vraagt.”)

‘De pers’
Er wordt nogal eens geklaagd over ‘de pers’. “Een goede pers is om over te lopen”, zouden gezagsdragers weleens zeggen. Journalisten zijn vooringenomen, oppervlakkig, slecht geïnformeerd, sensatiebelust, luisteren maar half en trekken in roedels van gerucht naar gerucht om te proberen van nietszeggende vonkjes allesverterende laaiende vuren te maken. Onderwerpen die wél aandacht en uitleg verdienen blijven onderbelicht want leveren te weinig snelle clicks en advertentie-inkomsten op.

Soms best een beetje waar. Reden te meer om als het even kan zelf bij te dragen aan goede informatievoorziening en aan de opleiding van nieuwe, ‘betere’ journalisten. De (opleiding) journalistiek heeft het al moeilijk genoeg.